Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • asa·ra
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

asara

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) tien (alleen in onderstaande verbindingen)
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
asar

asara

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van asar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van asar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)