Nederlands

Uitspraak
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • ant·woordt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
antwoorden

antwoordt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antwoorden
    • Jij antwoordt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antwoorden
    • Hij antwoordt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van antwoorden
    • Antwoordt! 

Gangbaarheid