• aneu·rys·ma
  • uit het Grieks [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord aneurysma aneurysma's
verkleinwoord - -

het aneurysmao

  1. (medisch) een ziekelijke verwijding in een slagader
     Nadat ik dat allemaal had verteld waren we een hele poos stil, tot hij ten slotte zei: 'Mijn moeder heeft na haar aneurysma iets van een halfjaar in het ziekenhuis gelegen.[2]
71 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]
  1. aneurysma op website: Etymologiebank.nl
  2. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer  , ISBN 9789025768652
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be