• a·lien·to
enkelvoud meervoud
aliento alientos

aliento m

  1. adem
  2. aanmoediging
    • Permaneció así un rato, mirando a través del cristal empañado por su propio aliento.  [1]
vervoeging van
alentar

aliento

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van alentar
vervoeging van
alentarse

aliento

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van alentarse


  1. Arturo Pérez-Reverte, El club Dumas, 1993 (2008 uitg., ISBN 9788466320702)