alcahuetear
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
alcahuetear |
alcahueteaba |
alcahueteado |
volledig |
alcahuetear
- al·ca·hue·te·ar
- onovergankelijk
- koppelen (een liefdesrelatie tot stand brengen)
- helen, verbergen, verzwijgen
- roddelen
- [2] encubrir
- [3] chismorrear