ahilarse
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ahilarse |
ahilaba |
ahilado |
volledig |
Werkwoord
ahilarse
Woordafbreking
- a·hi·lar·se
- wederkerend
- flauwvallen, bezwijmen
- afvallen, mager worden (door ziekte)
- (plantkunde) hoog opschieten
- bederven, zuur worden
Synoniemen
- [1] desmayarse, desvanecerse
- [2] adelgazar