aguardar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aguardar |
aguardaba |
aguardado |
volledig |
aguardar
- a·guar·dar
- onovergankelijk
- te wachten staan
- verwachten, tegemoet zien
- wachten (op)
- «me aguardo una sorpresa »
- er staat mij een verrassing te wachten
- «me aguardo una sorpresa »