Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • agro·toe·rist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord agrotoerist agrotoeristen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de agrotoeristm

  1. iemand die voor zijn plezier en ontspanning gaat werken op een boerderij

Gangbaarheid