• aga·ten
  • Afgeleid van agaat met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen agaten

agaten

  1. van agaat vervaardigd
    • Dit sierlijke mes had een agaten heft. 

de agatenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord agaat
67 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be