afzwemmen
- af·zwem·men
- samenstelling van af en zwemmen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzwemmen |
zwom af |
afgezwommen |
klasse 3 | volledig |
afzwemmen
- een zwemdexamen doen
- De trotse ouders keken naar hun kind dat voor het zwemdiploma A afzwom.
- ▸ Max en Dennis. Lachende koppies op hun derde verjaardag. De eerste schooldag. Fietsen met zijwieltjes. Afzwemmen. . . De laatste flard was een pijnlijke steek die ze schijnbaar emotieloos incasseerde.[1]
- Het woord afzwemmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzwemmen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be