afvraagden
- Geluid: afvraagden (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑfraɣdə(n)/
- af·vraag·den
afvraagden
- (verouderd), (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afvragen
- ...waarover hunne Edel Mogenheden mij mijn gevoelen afvraagden. [1]
- Gij vraagt, wat wij ons zelven afvraagden; waartoe werd voor deze mannen door dit volk een eereteeken opgericht? [2]
- Daarop kleedden de knapen zich weder aan, borgen hunne zonderlinge wapenrusting weder op en gingen naar huis, vol spijt dat zij geene wezenlijke roovers waren, terwijl zij zich verbaasd afvraagden, in welk opzicht toch de moderne beschaving het verlies van de roovers vergoedde. [3]
- Het woord afvraagden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Knoop, W.J."1705. Een veldtogt uit den Spaanschen Successie-oorlog." in: De Gids jrg. 29 (augustus 1865) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 457; geraadpleegd 2015-03-31
- ↑ Gorter, S."Arcachon. Uit brieven." in: De Gids jrg. 31 (juni 1867) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 443; geraadpleegd 2015-03-31
- ↑ TwainDe lotgevallen van Tom Sawyer. 7e druk (1909) Van Holkema & Warendorf, Amsterdam; p. 75; geraadpleegd 2015-03-31
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Sterke werkwoorden op site OnzeTaal.nl; geraadpleegd 2015-03-31