• af·trek·be·per·king
enkelvoud meervoud
naamwoord aftrekbeperking aftrekbeperkingen
verkleinwoord

de aftrekbeperkingv

  1. begrenzing van de mogelijkheid om een bedrag in mindering te brengen bij het doen van een belastingaangifte; begrenzing van een aftrekpost
     Op de lastenverlichting die het kabinet in petto heeft valt overigens het nodige af te dingen. Die was voor het overgrote deel al ingepland door het vorige kabinet ter compensatie van de beperking van de hypotheekrenteaftrek. Rutte III haalt die miljarden slechts naar voren in de tijd - en versnelt tegelijkertijd de aftrekbeperking. Ofwel: er wordt geld uitgedeeld dat al uitgedeeld zou gaan worden, een sigaar uit andermans doos.[1]


  1.   Weblink bron
    Laurens Kok
    “Plots zet Rutte de geldkraan voor ons open” (18-09-2018), Tubantia