afpletten
- af·plet·ten
- samenstelling van af bw en pletten zn
afpletten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afpletten |
plette af |
afgeplet |
zwak -t | volledig |
- iets zo plat maken als nodig is
- Het woord 'afpletten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afpletten" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be