afperster
- af·per·ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afperster | afpersters |
verkleinwoord | afperstertje | afperstertjes |
de afperster v
- vrouwelijke crimineel die op een oneerlijke manier een ander dwingt iets te doen wat die laatste persoon niet wil
- ▸ ' 'Maar je mag het niet geloven omdat je moet! Ze is een afperster en jij hebt toegegeven aan chantage.[1]
- Het woord 'afperster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892