Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kap·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afkapping afkappingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afkappingv

  1. een afdakje dat beschermt tegen regen en direct zonlicht
    • Het hightech karakter van de nieuwe Mercedes is ook in het revolutionaire dashboard terug te zien. Het ‘klokkenhuis’ waarin de snelheidsmeter, toerenteller en brandstofmeter al sinds mensenheugenis onder een afkapping schuilen, blijkt in de A-Klasse compleet verdwenen. In plaats daarvan staat er een langgerekt dun beeldscherm op het dashboard, dat een tweeluik bevat met allerlei informatie en bedienings­elementen. [2] 
    • ,,Ik werk graag mee”, mailt Karel Emck als we hem vragen of voor een interview over hoe hij zijn 4-urige werkweek heeft gerealiseerd en hoe het bevalt. Onder zijn mail staat: ‘P.S. Dit bericht is getypt op Ubud in Bali. Heerlijk in de buitenlucht onder de afkapping van een leuk terras in een al minstens even zo leuk restaurantje. T-shirt, korte broek en teenslippers aan. Frisse lucht en palmbomen als decor. Heerlijk!’ [3] 

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen