achteropkomen
- ach·ter·op·ko·men
- samenstelling van achterop en komen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achteropkomen |
kwam achterop |
achteropgekomen |
klasse 4 | volledig |
achteropkomen
- inhalen van een eerder opgelopen achterstand, inhalen zonder passeren
- Nadat hij het huis had afgesloten kwam hij de andere reizigers achterop
- ▸ De achteropkomende achtervolgers deinsden geschrokken terug toen hij met de beitel begon te zwaaien.[1]
- Het woord achteropkomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.