Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·lig·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterligger achterliggers
verkleinwoord achterliggertje achterliggertjes

Zelfstandig naamwoord

de achterliggerm

  1. degene die een achterstand heeft in een wedstrijd
    • Zit je met een ploeggenoot voorop, dan kun je dat uitbuiten door na elkaar te demarreren. Als de ene wordt teruggepakt, demarreert de ander en vice versa. Daarmee mat je de andere renners in de kopgroep af. In je eentje is het lastiger het juiste moment te kiezen. Vaak is dat van geluk afhankelijk, soms kun je doen alsof je er compleet doorheen zit en dan toch vanuit de rug van je tegenstanders wegrijden. Als je een gaatje hebt geslagen, moeten de achterliggers de echte tactische keuzes gaan maken. Er is dan sprake van een prisoners dilemma.[1] 
  2. voertuigen die direct achter een ander voertuig aan rijden
    • Door vrachtwagens dicht achter elkaar te laten rijden – in de slipstream – kun je besparen op brandstof. Daarnaast nemen ze minder ruimte in op de weg, dat scheelt files. De trucks communiceren draadloos met elkaar, zodat een remactie van de voorste auto meteen wordt doorgegeven naar de achterliggers. Elke vrachtwagen is uitgerust met radarsensoren om op de juiste afstand van elkaar te blijven. Wil platooning een succes worden, dan moeten vrachtwagens van verschillende merken wel met elkaar kunnen communiceren.[2]  
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. NRC Joram Bolle 1 april 2017
  2. NRC Marc Hijink 17 februari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be