achterhutten
- Geluid: achterhutten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑxtərˌhʏtə(n) / (4 lettergrepen)
- ach·ter·hut·ten
- achterhut met uitgang -en
de achterhutten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord achterhut
- ▸ ⧖ Behalven dit Schip (daar vier duizent roeijers, en drie duizent stryders op waren) bouwde deezen Philopater noch een ander Schip, niet ongelyk dit zelve: waar van Atheneus verhaalt dat het 280 cubiten lang was: hadt een achter-schip, hoogh 53 cubiten; met vier roeren, ieder, 30 cubiten lang: de grootste riemen waren lang 38 cubiten, aan welkers handtvatzels een tegen-wight van loot gehangen was: het hadt twee voor-stevens, en twee achterhutten, met zeven ingangen: de zyden waren omzet met vastgestelde schilden; drie duizent riemen konden daar op leggen, doch met vier hondert kon men bequaamlyk roeijen: hondert en vyftig mannen hadden toezight op de voorraadt: als het uit voer zweefden daar vyftigh booten om, ieder met vyf riemen, waar uit men trompette, en reuk-werk maakte.[1]
- Het woord 'achterhutten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.