achondroplasie
- achon·dro·pla·sie
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achondroplasie | |
verkleinwoord |
de achondroplasie v
- (medisch) ontwikkelingsstoornis gekenmerkt door dwerggroei; erfelijke aandoening waarbij de vorming van kraakbeen in de lange pijpbeenderen verstoord is, waardoor zich geen normale groeischijf ontwikkelt
- ▸ Op zich niets bijzonders, ware het niet dat de leerling van het Erasmus de aandoening achondroplasie (ook wel dwerggroei genoemd) heeft waarbij de groei van de ledematen significant achterblijft bij die van de rest van het lichaam.[2]
- ▸ De Shih Tzu-pup lijdt net als zijn jonge baasje aan achondroplasie, de meest voorkomende vorm van dwerggroei.[3]
- Het woord 'achondroplasie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achondroplasie" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ achondroplasie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Ronald Vrugteman“Roos uit Almelo: klein van stuk, maar met een groot karakter” (09-06-2016), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Jongetje (5) met dwerggroei vindt lotgenoot in hondje” (10-01-2017), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be