accapareren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accapareren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·ca·pa·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
accapareren |
accapareerde |
geaccapareerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
accapareren
- overgankelijk beslag leggen op, inpalmen, opkopen, zich toe-eigenen
- Soms accapareren de media het nieuws door het bij voorbaat al als lachwekkend of onbetrouwbaar voor te stellen.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord accapareren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.