• IPA: /ˌapstiˈneːrɛ/
  • abs·ti·ne·re
  • Afgeleid van tĕnēre met het voorvoegsel ab- en een overgangsklank s.
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
ăbstĭnēre ăbstĭnĕo ăbstĭnŭi ăbstĕntum
tweede vervoeging volledig

ǎbstĭnēre

  1. verwijderd houden, inhouden, weghouden
  2. afweren
  3. zich onthouden, zich inhouden