abonnere
Nederlands
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
- abon·ne·re
Werkwoord
vervoeging van |
---|
abonneren |
abonnere
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van abonneren
- ... dat men abonnere.
vervoeging van |
---|
abonneren |
abonnere