abaratar
- IPA: /a.ba.ɾa.ˈtar/
- a·ba·ra·tar
abaratar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abaratar |
abarataba |
abaratado |
volledig |
- onovergankelijk goedkoper worden
- overgankelijk afprijzen, de prijs drukken, goedkoper maken
- [2] rebajar