Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abais·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord abaisse
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de abaissev

  1. een stuk uitgerold deeg
  2. de bodem van een stuk gebak

Gangbaarheid


Frans

Werkwoord

vervoeging van
abaisser

abaisse

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van abaisser
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van abaisser
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van abaisser