aartsroddelaarster
- aarts·rod·de·laar·ster
- afleding van roddelaarster met het voorvoegsel aarts-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aartsroddelaarster | aartsroddelaarsters |
verkleinwoord | aartsroddelaarstertje | aartsroddelaarstertjes |
de aartsroddelaarster v
- vrouw die heel veel kwaadspreekt over andere mensen
- ▸ Bovendien was zij een aartsroddelaarster, en zij had haar vinger op de pols van de stad.[1]
- Het woord 'aartsroddelaarster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644