• aan·we·zen

aanwezen [2]

  1. tegenwoordigheid, existentie, aanzijn [3]
vervoeging van
aanwijzen

aanwezen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanwijzen
    • ...dat wij aanwezen. 
    • ...dat jullie aanwezen. 
    • ...dat zij aanwezen. 
66 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[4]