aanwezen
- aan·we·zen
aanwezen [2]
vervoeging van |
---|
aanwijzen |
aanwezen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanwijzen
- ...dat wij aanwezen.
- ...dat jullie aanwezen.
- ...dat zij aanwezen.
- ...dat wij aanwezen.
- Het woord aanwezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwezen" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[4] |