aantakken
- aan·tak·ken
- denominatief van de samenstelling van aan bw en tak zn met het achtervoegsel -en van een (werkwoord)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aantakken |
takte aan |
aangetakt |
zwak -t | volledig |
aantakken
- overgankelijk tot tak maken van een bestaand netwerk
- ▸ Het nu nog slapende bedrijfsspoor wordt binnenkort aangetakt op het reguliere spoorwegnet.[1]
- Het woord aantakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Trouw” (26 januari 1955)