aanslenteren
- aan·slen·te·ren
- samenstelling van aan bw en slenteren ww
aanslenteren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanslenteren |
slenterde aan |
aangeslenterd |
zwak -d | volledig |
- langzaam lopend, zonder haast naderen
- Het woord aanslenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.