aanhuwing
- aan·hu·wing
- naamwoord van handeling van aanhuwen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhuwing | aanhuwingen |
verkleinwoord |
de aanhuwing v
- het door een huwelijk familie worden
- Het woord 'aanhuwing' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanhuwing" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be