aangroeisel
- Geluid: aangroeisel (hulp, bestand)
- aan·groei·sel
- afleiding van aangroeien met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aangroeisel | aangroeisels |
verkleinwoord |
- iets dat ergens aan vast gegroeid is
- ▸ De voedselwebben in en op de modderige bodem van de baai, de gemeenschappen van slakken, krabben, zeesterren, zee-egels en wormen die aangroeisels vormen op meerpalen en steigers, het zoöplankton in brak water, en visgilden in zoetwater.[2]
- Het woord 'aangroeisel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Waarom zijn er zoveel soorten” (2016), Atlas Contact , ISBN 9789045031422