• aan·groei·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord aangroeisel aangroeisels
verkleinwoord

de aangroeiselm [1]

  1. iets dat ergens aan vast gegroeid is
     De voedselwebben in en op de modderige bodem van de baai, de gemeenschappen van slakken, krabben, zeesterren, zee-egels en wormen die aangroeisels vormen op meerpalen en steigers, het zoöplankton in brak water, en visgilden in zoetwater.[2]