• aan·ge·keft
vervoeging van: aankeffen…
verbogen vorm: aangekefte

aangekeft

  1. voltooid deelwoord van aankeffen
  2. vormt de voltooide tijden
    • Het hondje had hem een tijdje aangekeft. 
  3. vormt de lijdende vorm
    • Hij hield er niet van aangekeft te worden. 
  4. attributief gebruikt
    • De aangekefte poema maakte een eind aan het gekef. En aan het hondje. 
  5. bijwoordelijk gebruikt terwijl men keft
    • Paleiswacht Dagoe Fetiman komt woedend aangekeft: 'Doorlopen allemaal!' [1]