Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·ge·spij·kerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aaneenspijkeren…
verbogen vorm: aaneengespijkerde

aaneengespijkerd

  1. voltooid deelwoord van aaneenspijkeren


Gangbaarheid