Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·bid·dens

Zelfstandig naamwoord

aanbiddens

  1. (religie) genitief van aanbidden
    • Hy zegt, dat hy haar als Vriend bemint, tot aanbiddens toe.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Historie van den Heer Willem Leevend
    Elizabeth Bekker Wolff, Agatha Deken - 1886