1. tot; een plaats- en tijdslimiet uitdrukkend.

  1. als, wanneer



  • Samenvoeging van a en že.


  1. tot; een plaats- en tijdslimiet uitdrukkend.
    « do konce.»
    Tot op het eind.
    «Vylezu na vrchol.»
    Ik beklim de berg tot op de top.
    «To odkládám vždycky na jaro.»
    Dat stel ik altijd uit tot aan de lente.

  1. als, wanneer
    «Přijdu, naprší a uschne.»
    Ik kom als het heeft geregend en droog wordt.
  2. tot, totdat

  1. pas; duidt aan, dat iets later gebeurt dan verwacht.
    «Přijdu až později.»
    Ik kom pas later
    «Nové letiště se otevře za rok.»
    Het nieuwe vliegveld wordt pas over een jaar geopend.
  2. zelfs
    «Byl bledý, až sinalý.»
    Hij was bleek, lijkbleek zelfs.
  1. teprve
  2. -