Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Tho·le·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Tholenaar Tholenaren
verkleinwoord Tholenaartje Tholenaartjes

Zelfstandig naamwoord

de Tholenaarm

  1. (demoniem) inwoner van Tholen, een Zeeuws eiland
  2. (demoniem) inwoner van Tholen, een gemeente op het het eiland Tholen
  3. (demoniem) inwoner van Tholen, een stad in de gemeente Tholen
    • Tholenaar opgepakt voor drugsbezit [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen