Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Mar·ti·ni·kaan·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Martinikaanse (Martinikaansen)
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Martinikaansev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Martinique, of een vrouw afkomstig uit Martinique
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Martinikaanse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Martinikaans

Gangbaarheid