Kopenhagenaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Ko·pen·ha·ge·naar
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van Kopenhagen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Kopenhagenaar | Kopenhagenaren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Kopenhagenaar m
- (demoniem) een inwoner van Kopenhagen, of iemand afkomstig uit Kopenhagen
Verwante begrippen
Demoniemen bij Kopenhagen in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Kopenhagenaar • inwoonster: Kopenhaagse • bijvoeglijk: Kopenhaags |
Gangbaarheid
- Het woord 'Kopenhagenaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.