Kling
Niet te verwarren met: kling |
- Kling
- Leenwoord uit Maleis orang keling, kling “persoon uit Zuid-Azië, Indiër”, vernoemd naar de bewoners van de Oost-Indiase kuststaten Andhra Pradesh en Odisha, die het historische koninkrijk Kalinga omvatten. [1]
- Vooral aangetroffen in Nederlands-Indische bronnen. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Kling | Klingen |
verkleinwoord | Klingetje | Klingetjes |
- (historisch) (verouderd) iemand van Zuidaziatische afkomst, Indiër
- ▸ In de schaduw van z'n overdekte ossekar rekte zich een Kling, wijd-gapend met blanke tanden, de taaie armen boven 't vrouwelijk getooide en gekapte hoofd. Diep wijnrood schemerde z'n lappenkleeding uit de blauwige schaduw. Nu schoof-ie zittend op, tot hij, met z'n rug naar 't inwendige van z'n kar gekeerd, op den achterrand in de opening zat, z'n zwarte, pezige beenen met de breede grijsbestofte voeten afhangend, z'n roode lendelap ineens fel-opvlammend in de zon.[4]
- Keling
- ↑ Kling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron P.J. VethUit Oost en West. Verklaring van eenige uitheemsche woorden (1889) in:Nicoline van der Sijs (bezorger)Uit Oost en West. Verklaring van 1000 woorden uit Nederlands-Indië, van P.J. Veth, met aanvullingen van H. Kern en F.P.H. Prick van Wely (2003), Uitgeverij L. J. Veen, Amsterdam/Antwerpen, p. 151 op https://pure.knaw.nl/portal
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Carry van Bruggen“'n Badreisje in de tropen”, H.J.W. Becht, Amsterdam, p. 82 op dbnl.org