• Busch·laaf
  • Samenstelling van de Pennsylvania-Duitse zelfstandige naamwoorden Busch en Laaf
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Buschlaaf der Buschlaaf
datief me Buschlaaf em Buschlaaf
accusatief en Buschlaaf der Buschlaaf

Buschlaaf, m

  1. bosloop, woudloop