95-jarige
- 95-·ja·ri·ge
95-jarige
- verbogen vorm van de stellende trap van 95-jarig
- De vulkaan werd weer actief na een 95-jarige periode zonder uitbarstingen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | 95-jarige | 95-jarigen |
verkleinwoord |
- persoon die 95 jaar oud is of iets dat 95 jaar bestaat
- De 95-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.
- Het woord 95-jarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.