• 92-·ja·ri·ge

92-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 92-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 92-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 92-jarige 92-jarigen
verkleinwoord

de 92-jarigev / m

  1. persoon die 92 jaar oud is of iets dat 92 jaar bestaat
    • De 92-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.