• 88-·ja·ri·ge

88-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 88-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 88-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 88-jarige 88-jarigen
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de 88-jarigev / m

  1. persoon die 88 jaar oud is of iets dat 88 jaar bestaat
    • De 88-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.