65-jarige
- 65-·ja·ri·ge
65-jarige
- verbogen vorm van de stellende trap van 65-jarig
- De vulkaan werd weer actief na een 65-jarige periode zonder uitbarstingen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | 65-jarige | 65-jarigen |
verkleinwoord |
- persoon die 65 jaar oud is of iets dat 65 jaar bestaat
- De 65-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.
- Het woord 65-jarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.