• 64-·ja·ri·ge

64-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 64-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 64-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 64-jarige 64-jarigen
verkleinwoord

de 64-jarigev / m

  1. persoon die 64 jaar oud is of iets dat 64 jaar bestaat
    • De 64-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.