35-jarige
- 35-·ja·ri·ge
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
35-jarige
- verbogen vorm van de stellende trap van 35-jarig
- De 35-jarige winnaar van de prijsvraag had alle vragen goed beantwoord.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | 35-jarige | 35-jarigen |
verkleinwoord |
- persoon die 35 jaar oud is of iets dat 35 jaar bestaat
- De 35-jarige wilde een reis maken met zijn broer.
- Het woord 35-jarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.