33-jarige
- 33-·ja·ri·ge
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
33-jarige
- verbogen vorm van de stellende trap van 33-jarig
- De vulkaan werd weer actief na een 33-jarige periode zonder uitbarstingen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | 33-jarige | 33-jarigen |
verkleinwoord |
- persoon die 33 jaar oud is of iets dat 33 jaar bestaat
- De 33-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.
- Het woord 33-jarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.