Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • 16e-eeu·wer
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van 16e en eeuw met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord 16e-eeuwer 16e-eeuwers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de 16e-eeuwerm

  1. iemand die in de 16e-eeuw (1501 tot en met 1600) heeft geleefd

Gangbaarheid