• 146-·ja·ri·ge

146-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 146-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 146-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 146-jarige 146-jarigen
verkleinwoord

de 146-jarigev / m

  1. levend wezen dat 146 jaar oud is of iets dat 146 jaar bestaat
    • De 146-jarige is voor een schildpad nog heel actief.