• 125-·ja·ri·ge

125-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 125-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 125-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 125-jarige 125-jarigen
verkleinwoord

de 125-jarigev / m

  1. levend wezen dat 125 jaar oud is of iets dat 125 jaar bestaat
    • De 125-jarige is voor een schildpad nog heel actief.