-size

  1. -grootte, -formaat, met de omvang die het voorgaande woord aangeeft, ook vaak gebruikt in beeldspraak
    «A pocket-size language guide is useful for a short trip abroad.»
    Een taalgids op zakformaat is nuttig voor een korte buitenlandse reis.
    «Other than his elephant-size appetite, Peter is a normal boy.»
    Afgezien van zijn honger als een olifant is Peter een normale jongen.
Het is in het spraakgebruik mogelijk om nieuwe samenstellingen met -size te maken; deze opsomming kan dus niet volledig zijn